Zuiderzee balade

30 augustus 2019 - Urk, Nederland

Vrijdag 30 augustus - 209 km op de fiets van Enschede naar Enkhuizen, via Schokland en Urk.

Kort na het helder worden doorbrak de opkomende zon de laaghangende mist. De in de verte voorbij komende treinen leken schimmige flitsen, en er passeerden bij het vorderden van de kilometers steeds meer. De dag begon tempo te krijgen. Of wellicht niet. 

 Misschien was je wel getroffen door een ingrijpende gebeurtenis. Dusdanig nieuws dat het elke vezel in je lichaam verlamt. Je gaat voort, maar in feite sta je stil. Stil bij de gedachte aan de passanten in de voortracende treinen en/of voorbijgangers die je op straat tegenkomt. En één ieder met zijn eigen doel en bagage.

Tal van dichters schreven “het leven is een vreemde reis”. Een overtuiging die ik deel. Vaak mooi en soms heel wreed. 

Nog maar kort voordat ik aan deze fietstocht begon ervoer ik van een onheil dat iemand die ik graag mag, overkomen is, vandaar dit bijzondere begin van dit verslag.

Ik zou naar zee gaan. Naar de oude Zuiderzee. Een tocht door Overijssel, voorbij Kampen, waar het op oude kaarten lijkt of je aan het einde van de wereld gekomen bent. Met de daar in die voormalige gevaarlijke zee gelegen eilanden Schokland en Urk. Halverwege de ochtend verder westwaarts merkte ik dat de wind aanwakkerde. De IJssel naderde. Na het dorpje Windesheim gepasseerd te hebben, waar idylissche huisjes met gave rode dakpannen, luiken en bloemen staan, klom ik de dijk op. De rivier was rustig, het weer zomers, maar aangenaam. Via de spoorburg ten zuiden van Zwolle kwam ik aan de andere kant, om vervolgens hellend een autosnelweg over te moeten. Een nieuwe dijk bood uitzicht op grote oude kerken in het lage land. Via Zalk, het altijd bezoekenswaardige Kampen en het Kampereiland, bereikte ik na het middaguur de polder. Op naar Schokland. Een voormalig eiland dat in 1859 ontruimd is. In maart van dat jaar werd via aanplakbiljetten bij het gemeentehuis bekend gemaakt dat één ieder van de 650 bewoners hun huizen binnen vier maanden verlaten moest. Het was de armste gemeente van Nederland, een watersnoodramp kwam vaak voor en natuurlijk was er veel inteelt.

Een correspondent van het Algemeen Handelsblad schreef in augustus 1859 het volgende: “dezer dagen het eiland Schokland bezoekende zag ik met weemoed de ledige plekken der voormalige visschers-woningen. Wat echter het meest trof, was het gezigt der ledig staande godsgebouwen en scholen met de leeraren en onderwijzers, welke laatsten, even als de geneesheer, doelloos op dit eiland rondwaarden, reikhalzend uitziende naar hunne verdere bestemming.”

Nog maar een paar kilometers in het nieuwe land betreden te hebben, fiets je ‘alweer’ op oud land, met een toch ook wel opmerkelijke geschiedenis. Rond Schokland was destijds druk scheepverkeer, het eiland werd veel bezocht en dat met de nodige reuring. Na Nagele doorkruist te hebben, een dorp dat in de jaren ‘50 gebouwd is, en waar de gebouwen alleen platte daken hebben, beland ik opnieuw op een voormalig eiland. Urk. Ik geraak eer ik uitzicht heb op de zee, eerst de tel kwijt, hoeveel kerkgebouwen telt deze plaats wel niet? Om de drie straten passeer je er wel één. Het mooiste staat echter vlak bij het water. Een klein oud kerkje, nog uit de tijd dat Urk in bezat was van de stad Amsterdam, vanwege de strategische ligging in de Zuiderzee. Prachtig zijn de godshuizen toch, waar houten modellen schepen boven de kerkgangers hangen. Vaak tref je dit niet aan, maar wel op voormalige eilanden. Op Marken heb ik het ook gezien. Het kerkje uitkomende heb je meteen zicht op het standbeeld van de Urkervrouw, een vissersvrouw, wachtende op haar man en zonen, die wellicht nooit meer terugkomen. Genomen door de zee. Velen zijn dit noodlot overkomen, getuige de naamsborden met overledenen. Wat een dag wel niet aan geschiedenis kan bevatten. Voordat ik uit Urk vertrek is heb ik nog even uitzicht op het water, waar de zon op femoniale wijze de zee laat verzilveren. Nog even een straatje door, geplaveid met visnetten omringd door huizen bij een scheepswerf.

Voordat mijn première gaat beginnen, om te fietsen over de dijk tussen Lelystad en Enkhuizen, heb ik nog ruim 30 kilometer voor de boeg.

Fietsen door de polder...ik heb er nooit veel aangevonden. Maar éénmaal over de ketelbrug, hetgeen wel weer fantastisch is om daarover te fietsen, en ik in Flevoland ben geraakt doet mij beseffen, dat de ene polder de andere niet is.

Eigenlijk viel de Noordoostpolder mij best mee. Vooral van de schuren bij de boerderijen was ik gebiologeerd. De bouwsels deden denken of ik in de oude DDR was. Plattenbau in de polder. Allemaal argrarische gebouwen bestaande uit beton. De verklaring blijkt dat de Noordoostpolder die tijdens de Tweede Wereldoorlog opgeleverd is, niet bebouwd kon worden met boerenbedrijven van stenen, omdat zo kort na de oorlog daar een zwaar gebrek aan was.

Flevoland daarentegen, en jonger van datum, heeft dat niet. Er rest je niet anders om dan maar over de kaarsrechte wegen de strijd aan te gaan tegen de wind en saai landschap. Toch ook daar komt een eind aan. De verschillen zijn, blijken aan het begin van de avond als ik na Lelystad gepasseerd te hebben, de dijk op naar Enkhuizen, groot. Het is hier puur genieten. Ik ben helemaal alleen op de weg, de wind door mijn haren, de zon op mijn lijf, met aan weerskanten de zee. De schoonheid van een land in optima forma blijkt, want nergens op de wereld kun je op zee fietsen. De vogels voor mij doen aan ballet. Hun choreografie bestaat uit hoogtewerk en sprongen. 

Aan de horizon ligt Enkhuizen, de ooit zeer machtige handelsstad met de oude stadspoorten, ligt uitnodigend te wachten. Tegenover de haven ligt het Snouck van Loosen Park, de entrees van de huizen met schuine daken is bezaaid met kiezelstenen en waar rozen de muren bedekken. Ach hier zou je ook wel willen vertoeven, om je terug te trekken met al je gedachten, hetzij op verdrietige en goede dagen.

Foto’s